Terug |
Voorvleugels met 2 submarginale cellen (Sm) (vr = vrouwtje; m = mannetje) |
Achterlijf vr. zeer puntig toegespitst bij of bij het m. aan het eind met 6-8 tanden; ogen behaard, lichaam zwart: Kegelbijen |
Antenne m. opvallend lang of bij vr. alleen het 3e anttene lid zeer lang; ongeveer zo lang als de scapus:- Langhoornbijen |
Achterpoten zeer lang en/of dicht behaard; 1e Sm.cel groter dan 2e Sm.cel-bijen groter dan 12 mm: Pluimvoetbij |
Kleine zwarte, vrijwel kale bijen; 1e Sm-cel veel groter dan de 2 Sm-cel; gewoonlijk met gele tot geelwitte gezichtvlekken: Maskerbijen |
Radiaalcel aan top min of meer recht afgesneden/sterk afgeknot; bijen volledig zwart-- Roetbijen |
1e en 2e submarginale cel niet sterk in grote verschillend. Radiaalcel naar de top toe versmald, met top tegen of vrijwel tegen vleugelrand; poten zie foto's: Slobkousbijen |
Bijen zonder bovengenoemde kenmerken. Vrouwtjes meestal met buikschuier.- Radiaalcel aan de top afgerond en de top raakt de vleugelrand niet |
2e discoidale dwarsader mondt uit voor 2e Sm.ader: check |
Klauwlid zonder hechtlapje , achterlijf afgeplat en achterranden van de tergieten vaak ingesnoerd: |
- |
kaken met 2 tanden (1 duidelijke inkeping): Mortelbijen |
- |
kaken met 3 of 4 tanden (2 of 3 duidelijke inkepingen): Behangersbijen |
Klauwlid met hechtlapje |
- |
voorkant achterlijf met een verdikte rand: Tronkenbij |
- |
mesoscutum met 2 lengte(parapsidale)groeven (aan ieder kant 1): Metselbijen |
- |
bijen vrij breed en gedrongen, tergieten niet ingesnoerd: Metselbijen |
- |
bijen zwart en slank, achterlijf cilindrisch: Klokjesbijen |
2e discoidale dwarsader mondt uit achter of in 2e Sm.ader: check |
- |
Schiltje (scutellum) strerk plaat-vormig verlengd en steekt voorbij het pronotum uit. Kleine harsbijen |
- |
Brede bijen met gele wespachtig patronen; 6e achterlijfttergiet mannetje met met doorns: Wolbijen |
- |
Overwegend zwarte/donkere bijen, vrouwtje zonder buikschuier en 6e achterlijfttergiet mannetje zonder doorns: Tubebijen |
|
Top tabel |
|
|
|