Horizonten |
|
|
Bodemvorming leidt tot een zekere gelaagdheid. Deze lagen worden bodemhorizonten genoemd en worden in de bodemkunde met een hoofdletter aangeduid. |
O-horizont --
De bovenste laag die gekenmerkt wordt door een ophoping van organisch materiaal. De bovenste laag bestaat vaak uit vers strooisel met daaronder het strooisel dat min of meer is omgezet in moerig materiaal. |
A-horizont -- De laag waarin minerale delen en organische stof aanwezig zijn. De ruwe organische stof is vrijwel geheel omgezet. Onder natuurlijke omstandigheden ligt de A-horizont direct onder de O-horizont. In cultuurgronden is de bovenste laag (teeltlaag) de A-horizont. |
E-horizont -- De minerale laag waaruit klei, ijzer, aluminium of organische stof uitspoelt. De kleur is vaak lichter dan de onderliggende B-horizont. Deze laag bevindt zich onder de O- of onder de A-horizont. |
B-horizont --
De laag waarin verandering in het bodemmateriaal ten gevolge van inspoeling van kleimineralen, ijzer, aluminium en humus plaatsvindt. |
C-horizont --
De laag die bestaat uit het onveranderde moedermateriaal. Het minerale moedermateriaal is van belang voor de leverantie van basen (Ca, Mg, Na, K) die in belangrijke mate de vruchtbaarheid van de bodem bepalen. |
Podzolgronden --
Podzolgronden hebben een B-horizont met een ingespoelde humuslaag en ijzerverbinding, de zogenaamde oerbank. Oerbanken kunnen ook ontstaan door de toevoer van ijzer dat vanuit de ondergrond met grondwater wordt aangevoerd. De oerbanken die op deze wijze zijn ontstaan worden niet tot de B-horizont gerekend. |
|
O-horizont: strooisel Deze laag kan ontbreken |
|
|
A-horizont: minerale delen en organische stof |
|
|
E-horizont: uitspoelingslaag |
|
|
B-horizont: inspoelingslaag |
|
|
C-horizont: onveranderde moedermateriaal |
|
|
|
|
|
|
|