Zomen: vaak het resultaat van gedifferentieerd beheer |
 |
Voorbeelden van zomen |
Zomen zijn min of meer ruige, kruidachtige vegetaties van ca. 0,8 tot 1,8 m hoog en 1 tot 3 m breed, die de overgang vormen tussen gesloten houtige begroeiingen (bos, struweel en bosachtige beplantingen) en grasland. Zomen bestaan in hoofdzaak uit overblijvende planten die net als bos min of meer karakteristiek zijn voor bepaalde bodems.
|
|
Zomen kunnen vegetatiekundig worden ingedeeld (Zie Stortelder et al. , 1996). Hier wordt slechts volstaan met globale beeldkenmerken. Voor ontwerpers en beheerder kan het van belang zijn om zomen op de een op andere manier te benoemen. Doordat zomen in een overgangsgebied groeien, bevatten ze vaak zowel bosplanten als graslandplanten. |
Zomen ontstaan op plekken waar de vegetatie met rust wordt gelaten, waar dus niet wordt gemaaid of gegraasd. Maar als er niets gebeurt, ontwikkelen deze zomen zich tot struweelrand of bos. In die gevallen breiden bos en struweel zich dus uit. In de natuur wordt dat door begrazing vaak verhinderd. |
Voor de fauna zijn zomen van groot belang, vooral voor insecten en andere kleine dieren. Bloemrijke zomen worden ondermeer veel bezocht door vlinders, hommels, bijen, zweefvliegen en kevers. Voor diverse vlindersoorten zijn ze voor de reproductie van belang. Voor zangvogels dienen ze vooral als nestgelegenheid. Veel kleine dieren gebruiken zomen ook als foerageergebied. Zomen zijn daardoor ook van betekenis voor natuurbeleving (recreatie) en natuureducatie. |
|
-- |
Terug |
Milieu zomen |
Zomen zijn vaak karakteristiek voor bepaalde bostypen. Langs een elzenbroekbos zal onder normale omstandigheden een heel andere zoom aanwezig zijn dan langs een eiken -haagbeukenbos. Een elzenbos op natte grond heeft vaak een totaal ander type zoom dan een elzenbos op vochtige (niet natte) grond. In het eerste geval kan de zoom bloemrijk zijn, in het tweede kan ze worden gedomineerd door grote brandnetel. |
Op arme gronden is de zoom vaak grazig, op rijke en vooral gestoorde grond is de zoom zeer ruig. Beplantingen in de openbare ruimte worden vaak gedomineerd door storingssoorten, veelal stikstofminnende planten; vooral grote brandnetel, kleefkruid en akkerdistel. Vaak is zevenblad in de zoom aanwezig. Dit wordt veroorzaakt doordat de bodem verstoord is, meestal omgewoeld of opgebracht. Daarnaast worden de randen continu bemest door het inwaaien van stof ( nutriënten ), nog al te vaak door zowel aangelijnde als loslopende honden en ook vaak door te ruw beheer. Maar ook langs natuurlijke bossen kunnen zomen zeer ruig en vaak met bramen doorweven zijn. |
Beheer en ontwikkeling zomen |
In Nederland wordt de ontwikkeling van zomen en mantels in de meeste gevallen tegengegaan door gebruik. Bossen grenzen aan landbouwgronden, wegen en paden. In parken en recreatieterreinen werd en wordt meestal geen rekening gehouden met zomen, zodat het gedeelte dat in gebruik is vrijwel altijd grenst aan de beplanting. Door ruimte te reserveren voor zomen en deze zomen door begrazing of door onregelmatig maaien te beheren, kunnen zomen tot ontwikkeling komen en zich handhaven. Het maaien is er op gericht om verhouting te voorkomen. |
Grazige zomen worden één maal per jaar gemaaid, ruigere zomen eenmaal per twee of drie (vijf) jaar. Het maaien gebeurt gefaseerd en gedifferentieerd. Dat wil zeggen dat niet alles in één keer wordt gemaaid, maar in fasen en met verschillende intervallen. Dit beheer komt dan het meest overeen met natuurlijke begrazing. Sommige plekken worden nooit begraasd, andere plekken worden intensief begraasd of door grazers gebruikt, met allerlei gradaties daar tussen in. Het resultaat is een rafelige bosrand. Met grotere en kleinere inhammen die micromilieus voor veel kleine diersoorten vormen. |
Bij begrazing moet men opletten of de zomen goed standhouden. Bij begrazing ontstaan meestal vanzelf zomen, maar dat is niet altijd het geval. Zeker niet als er te veel grazers in een gebied aanwezig zijn. |
|
Bijenbeheer |
Terug |
In het stedelijke gebied komen in de openbare ruimte nog betrekkelijk weinig bloemrijke ruigten voor, die geschikt zijn voor wilde bijen. Ruigten langs waterkanten beginnen voor de fauna steeds belangrijker te worden, ook voor wilde bijen en vele andere insecten. Aan het eind van de jaren tachtig kwamen ruigten langs oevers, vijverkanten en stedelijke waterwegen nauwelijks voor (Koster, 1988h, 1989b). Dit was niet alleen te wijten aan de plaatselijke groenbeheerders, maar ook aan de eisen die waterschappen aan de oevers stelden. Deze eisen zijn thans bij veel waterschappen aangepast ten gunste van de natuur. |
Op niet al te voedselrijke bodems komen soorten van het moerasspirea-verbond steeds meer tot ontwikkeling. Dat heeft er toe geleid dat de slobkousbij, die in Nederland vrijwel uitsluitend op grote wederik vliegt, zich in het stedelijk groen kon vestigen (Koster, 1999; 2000). In het begin van de jaren negentig waren ruigten langs beplantingen aanzienlijk zeldzamer dan ruigten langs oevers. In het Holypark in Vlaardingen werden ruige zomen langs beplantingen vermoedelijk voor het eerst ontwikkeld, in ieder geval op een niveau dat min of meer voldoet aan het begrip ruigte. Thans komen ruige zomen op veel meer plaatsen voor. |
Ruigten worden ten hoogste eenmaal per jaar in de herfst of winter gemaaid. Net als bij het graslandbeheer moet een gedeelte van minstens 10 - 20% van de vegetatie blijven staan. Waar mogelijk kan op sommige plekken een klein gedeelte van het grove maaisel blijven liggen. Het branden van ruigtekruiden is ontoelaatbaar. Schuil - en nestgelegenheid voor vogels en kleine zoogdieren wordt vernietigd en alle stadia van de ongewervelde dieren, die boven de grond leven, worden gedood. |
Zomen krijgen voor wilde bijen extra betekenis als er ook op zonnige plekken dood hout en andere bovengrondse nest gelegenheid aanwezig is. Voor de wilde bijen die in zomen kunnen voorkomen wordt verwezen naar de beheer typen R5-R9 |
|
|
Zomen in het buitengebied |
Zoom met wilgenroosje -- Als er niet wordt gegraasd of gemaaid ontstaan er meestal zomen. Deze singel op de grens van twee percelen grond is spontaan ontstaan. De eigenaar van het terrein heeft over een breedte van 3 tot 4 meter niet gemaaid. Deze ruim 2 meter brede zoom is het resultaat (Lutte1999). Ook in 2006 was deze zoom als beeld nog zo aanwezig, maar was toen meer met bramen doorweven. Zonder beheer kunnen zomen meer dan 10 jaar standhouden, maar op den duur veranderen ze in struweel- en mantelachtige begroeiingen. |
 |
|
Lapse behangersbij op wilgenroosje in een zoom |
 |
|
Zoom met Koninginnekruid -- Koninginnekruid is een van de meest ruige zoomplanten die we hebben. Groeit het beste op zeer vochtige in de winter iets natte plekken. |
 |
|
Adelaarsvaren -- Adelaarsvaren komt hier dominant voor. Andere planten krijgen hier geen kans om zich te vestigen. In principe hoeft er niet te worden gemaaid. Omdat de varens in de zomer en herfst over het pad gaan hangen is hier de eerste halve meter gemaaid. (omgeving Varsseveld 1996) |
 |
|
Akkerdistel -- Een zoom met akkerdistel op een luwe plek: zeer goed voor vlinders. Ca. 10 soorten vlinders zijn hier waargenomen. Onder meer dagpauwoog, verschillende soorten zandoogjes, dikkopjes en landkaartje. ) deze vlinders staan op de foto |
 |
|
Akkerdistels met dagvlinders |
 |
|
Poelruit -- Langs elzenbroekbos kunnen zomen met soorten van het moerasspirea-verbond groeien met ondereer poelruit op de voorgrond. |
 |
|
Moeraskruiskruid -- Langs dit aangeplante populierenbos ontwikkelt zich een mantel en een zoom. Onder meer met moeraskruiskruid, grote wederik en grote kattenstaart. (De Rijn/Lek, uiterwaard 2001) |
 |
|
Voorbeelden van spontane zomen in de stad |
Fluitenkruid -- Van de bloemrijke zomen komt fluitenkruid het meest voor. Vrij wel iedereen vindt dit mooi. Maar na de bloei blijft er weinig fraais over. Vooral als fluitenkruid massaal voorkomt moet men na de bloei maaien anders bestaat de kans dat bij de wijkbewoners het draagvlak voor zulke vegetaties vermindert. (Zoetermeer 1996) |
 |
|
Guldenroede -- In een inham van een spontaan bos heeft late guldenroede zich gevestigd. Deze plant wordt hier door allerlei insecten bezocht. Omdat late guldenroede een agressieve verspreider is, is het beter om deze plant niet te introduceren, zeker niet buiten de bebouwde kom. (Lelystad 1992) |
 |
|
Zoom met Look zonder look -- Een gedeelte van een zoom waarin grote brandnetel, kleefkruid en fluitenkruid aspect bepalend zijn met hier en daar een plek look zonder look. Een kenmerk voor essen-iepenbos (Vlaardingen, 1990) |
 |
|
Groene ossentong -- Groene ossentong is een plant die op stinzen kan voorkomen. Deze soort heeft zich na het afschaffen van herbiciden in beplantingen en onder invloed van ecologisch groenbeheer sterk uitgebreid. Deze plant kwam in Veenendaal in de jaren tachtig alleen als tuinplant voor. Nu groeit hij op veel plaatsen daar buiten. Onder meer als zoomplant. (Veenendaal 2001) |
 |
|
Bont kroonkruid -- Rondom Arnhem, vooral in de omgeving van de rivier, komt het zeldzame bonte kroonkruid voor. In deze zoom heeft het zich spontaan gevestigd. Deze plek in 1996-1998 rijk aan wilde bijen. (Arnhem 1997) |
 |
|
|
Voorbeelden van geïntroduceerde zomen in de stad |
Beemdooievaarsbek is een soort die in ruigte lang stand kan houden. Op deze plek is deze soort ingezaaid voor het aantrekken en overleven van bloembezoekende insecten. (Vlaardingen Holypark 1997) |
 |
|
Boerenwormkruid -- Langs de rand van dit speelveld is boerenwormkruid ingezaaid. De overgang van gemaaid gras en zoom is hier erg scherp. (Ede 1992) |
 |
|
Een in met stijf havikskruid ingezaaide zoom -- Uit esthetische motieven is hier stijf havikskruid uitgezaaid. Enkele planten van boerenwormkruid komen hier ook voor. Als deze plant goed aanslaat zal stijf havikskruid op deze plek worden verdrongen. (Apeldoorn 1997) |
 |
|
Groot hoefblad -- Stedelijke beplantingen langs het water worden geregeld door groot hoefblad begeleid. Deze zoom is rond 1975 geïntroduceerd en heeft zich sinds die tijd sterk uitgebreid. Omdat groot hoefblad zich op veel plaatsen dominant kan vestigen en zeer hardnekkig stand houdt, moet introductie van deze plant zeer kritisch worden overwogen. (Veenendaal 1991) |
 |
|
Een zoom in een Wijkpark -- Deze zoom is ca. 2 meter breed, is ingezaaid en wordt om de paar jaar gefaseerd gemaaid. Deze zoom was aanvankelijk minder dan 1 meter breed maar heeft zich geleidelijk uitgebreid. De zomen in dit park worden veel door vlinders en andere insecten bezocht. (Vlaardingen, Holypark 1992) |
 |
|
Zwarte toorts -- Zwarte toorts is hier in gezaaid. Het is een plant die op deze wijze lang stand kan houden. (Apeldoorn 1991) |
 |
|
Grazig zoom -- De randen worden hier jaarlijks uitgemaaid. Er zijn wel soorten in gezaaid, maar een echte zoom zal het hier niet worden. Zolang er jaarlijks wordt gemaaid blijft de vegetatie hier grazig. (Ede 1998) |
 |
|
|
 |
|
|