Bronnen en literatuur voor de website www.denederlandse bijen.nl
Voornamelijk voor de database
Koster, A., 1987. De flora van de Nederlandse Spoorwegen. Notitie 14. Ministerie van Landbouw en Visserij, Adviesgroep Vegetatiebeheer, Wageningen. 292 p.
Koster, A., 1989. Stedelijk groen natuurlijker. Notitie 20. Ministerie van Landbouw en Visserij, Adviesgroep Vegetatiebeheer, Wageningen. 142 p.
Koster, A., 1991. Spoorwegterreinen, toevluchtsoord voor plant en dier. KNNV, Utrecht. 236 p.
Koster, A.,2000. Wilde bijen in het stedelijk groen, een evaluatie van ecologisch groenbeheer. Alterra-rapport 48. Alterra, Wageningen. 220 p.
Koster, A.,2001. Ecologisch groenbeheer. Schuyt, Haarlem. 192 p.
Koster, A., 2007. Plantenvademecum voor tuin park en landschap. Fontaine Uitgevers, s-Graveland: 416 p.
Koster, A., 2016. Wilde planten voor wilde bijen. Over geschikte begroeiingen en andere voorwaarden in de tuin. Oase 104: 12-16.
Koster, A., 2016. Voorkom bodemverdichting met ecologische bijenlinten. Groen 72 (1): 4-6.
Koster, A., 2017. Ingezaaide bloemenmengels: alleen inzaaien niet voldoende. Groen 73 (3): 34-39.
Koster, A., 2018. Deskundige groene mbo'ers terug van weggeweest. Groen74 (6): 30-33.
Koster, A., 2019. Plantenvademecum voor wilde bijen, vlinders & biodiversiteit in tuinen. Fontaine uitgevers. 320p.
Verder wordt ook verwezen naar:
Breugel, P. van, 2014. Gasten van bijenhotels. Eis Keniscentrum Insecten en andere ongewervelden. 485 pp.
Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda et al., 1996, De vegetgatie van Nederland. Deel 3 Plantgengemeenscghappen van Graslanden, zomen en droge heiden. Opulus. 355p.

Schaminée, J.H.J., E.J. Weeda & V. Westhoff, 1998. De vegetatie van Nederland 4: kust en binnenlandse pioniermilieus. Opulus Press, Leiden. 346 p.

Stortelder, A.H.F., J.H.J. Chaminé & P.W.F.M. Hommel, 1999. De vegetatie van Nederland 5. Plantengemeenschappen van Ruigten, struwelen & bossen. Opulus Press, Leiden. 346 p.
Weeda, E.J. et al., 2002. Atlas van plantengemeenschappen in Nederland, deel 2: graslanden, zomen en droge heiden. KNNV uitgeverij. 222 p.
Weeda, E.J. et al., 2002. Atlas van plantengemeenschappen in Nederland, deel 4: Bossen, struwselen en ruigten. KNNV uitgeverij. 281 p
Weeda, E.J. et al., 2003. Atlas van plantengemeenschappen in Nederland, deel 2: Kust en binnenlandse pioniermilieus. KNNV uitgeverij. 255p.
Westhof, V. & A.J. den Held, 1969. Plantengemeenschappen in Nederland. Thieme & Cie. 324 p
Sykora, K.V., L.J. de Nijs & T.A.H.M. Pelsma, 1993. Plantengemeenschappen van Nederlandse wegbermen. K.N.N.V. 278.
Hermy, H. & G. De Blust, 1997. Punten en lijnen in het landschap. Schuyt & Co.330 p.
Zonderwijk, P., 1997. De bonte berm. De rijke flora en fauna langs onze wegen. Zomer & Keuning.
Westrich, P. (2018). Die Wildbienen Deutschlands. Ulmer,Stuttgart. 811 pp.
Zwaenepoel, A., 1998. Werk aan de berm! Handboek botanisch bermbeheer. Stichting Leefmilieu, Antwerpen. 293 p.
Voor de website in het algemeen
Koster, A., 1986. Het genus Hylaeus in Nederland (Hymenoptera, Colletidae). Zooologische bijdragen 6: 1-120.
Koster, A., 1986. Sterke uitbreiding van de Gehoornde maskerbij (Hylaeus cornutus Curtis, 1831) langs het spoor in Zuid-Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 75, 12: 235-238.
Koster, A., & P. Zonderwijk 1995. Hommelbeheer is vegetatiebeheer. Natura 92, 9: 234-235.
Koster, A. 1993. Vademecum wilde planten. Schuy &t Co. 271p.
Koster, A., 1998. Van tegeltuin tot lusthof. Een verkenning van de mogelijkheden voor groen en natuur in groenarme straten, buurten en compacte woonwijken of Vinexlocaties. IBN-Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen. 391: 41 p.
Koster, A., 1999. Honingwinning in relatie tot maatschappelijke aspecten. IBN-rapport 438. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen. 86 p.+ bijlage.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Deventer. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 52 p.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Maastricht. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 46 p.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Nijmegen. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 41 p.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Rotterdam. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 53 p.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Zutphen. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 37 p.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in de stad Arnhem. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 21 p.; bijlagen.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in de stad Groningen. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 19 p; bijlagen.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in de stad Hilversum. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 45 p.
Koster, A., 2000. Bijen in en om het openbaar groen: groenbeheer in de 20e eeuw. Groen 56, 2: 29-34.
Koster, A., 2000. Ecologisch groenbeheer in Veenendaal rond het jaar 2000; een evaluatie van het beheer in de negentiger jaren: Alterra-rapport. 76. Alterra, Wageningen. 185 p.
Koster, A., 2000. Wilde bijen in het openbaar groen 2. Groen 56, 4: 11-16.
Koster, A., 2000. Wilde bijen in het openbaar groen 2: cologische kwaliteit ook door bijen bepaald. Bijen
Koster, A., 2000. Wilde bijen in het stedelijk groen, een evaluatie van ecologisch groenbeheer. Alterra-rapport 48. Alterra, Wageningen. 220 p.
Koster, A., 2000. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Barneveld en Voorthuizen. Alterra-rapport 041.73 p.
Koster, A., 2000. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in de stad Ede. Alterra-rapport 19. 86 p.
Koster, A., 2001. Bijen in het openbaar groen: pioniervegetaties, Grasland, ruigte en beplantingen. Groen 57 (7/8): 23-29.
Koster, A., 2001. Ecologisch groenbeheer. Schuyt, Haarlem. 192 p.
Koster, A., 2001. Openbaar groen op ecologische Grondslag. Proefschrift, Landbouwuniversiteit Wageningen. 264 p.
Koster, A., 2001. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Amsterdam. Alterra-rapport. (in prep.)
Koster, A., 2001. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Sneek. Alterra, Wageningen.  & Gemeente Sneek. 81 p.
Koster, A., A. Oosterbaan & J.H. Spijker (2001). Ontwikkeling van natuur in de Nederlandse Steden. Werkdocument 13. Alterra, Wageningen, pp. 52.
Koster, A., 2003. Exotische sierplanten: voedselbron voor veel insecten. Tuin  & Landschap 25 (22):40-41.
Koster, A., 2015.Koster, A., 1998. Ecologisch beheer van beplantingen in het stedelijk gebied. IBN-rapport 369. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen. 349 p. De rosse metselbij. Groen 71 (4): 33.
Koster, A., 2015. Gewone sachembij. Groen 71 (6): 37.
Koster, A., 2015. Wormkruidbij en duinzijdebij steeds meer stadsbijen. Groen 71 (7/8): 37.
Koster, A., 2015. Lathyrusbij kansrijk in stedelijk gebied. Groen 71 (9): 26.
Koster, A., 2015. Toekomst voor de grote bloedbij als stadsbij. Groen 71 (11): 9.
Koster, A., 2015. Gewone geurgroefbij: gewoner kan het niet. Groen 71 (12): 11.
Koster, A., 2015. 35 jaar beheer van bloembezoekende insecten: maak het niet moeilijker dan het is. Groen 71 (2): 26-29.
Koster, A., 2016. Gehoornde metselbij (Osmia cornuta). Groen 72 (3): 11.
Koster, A., 2016. Wespbijen en ecologische kwaliteit. Groen 72 (5): 14-15.
Koster, A., 2016, Blauwzwarte houtbij steeds minder zeldzaam, Groen 72 (7)
Koster, A., 2016. Geelgerande tubebij steeds meer in tuinen. Groen 72(12): 24-25.
Koster, A., 2116. Stimuleer nestplaatsen voor wilde bijen. Groen 72 (12): 36-42.
Koster. A. 2017.Maskerbijen zie je gemakkelijk over het hoofd. Groen 73 (7): 38-39.
Koster, A., 2017. Klokjesbijen steeds meer afhankelijk van tuinen en de openbare ruimte. Groen 73 (2): 24-25.
Koster, A., 2017. Pluimvoetbij: een buldozer onder de bijen. Groen 73 (3): 22-24.
Koster, A., 2017. Hoe krijg je wilde bijen in de tuin? Tuin & Landschap 38 (19): 44-45.
Koster, A., 2017. Deze bijen kunt je in de tuin verwachten. Tuin & Landschap 38 (19): 48-51.
Koster, A., 2017. Bevlogen, bijen en wilgen. Oase 105:12-15.
Koster, A., 2017. De waaghals onder de bijen. Groen 73 (4): 22-23.
Koster. A., 2017. Tuinbladsnijder: de meestvoorkomende behangersbij. Groen 73 (5): 20-21.
Koster, A., 2017. Meer stadsbomen voor bijen. Groen 73 (5): 30-35.
Koster. A, 2017. Welke eetbare planten zijn ook voedzaam voor bijen? Tuin & Landschap 39 (11): 14-17.
Koster, A. 2017. Breedbandgroefbij: een opvallend gebandeerde bij. Groen73 (6): 14-15.
Koster, A., 2017. Factoren voor wilde bijen uin tuin, park en landschap. Groen 73 (10): 42-46.
 
Verder wordt ook verwezen naar:
Falk, S., 2017.Veldgids bijen voor Nederland rm Vlaanderen. Kosmos. 431p.
Kwak, M. (1994). Planten en bestuivers: achteruitgang leidt tot verschuivende relaties. Landschap 11 (1): 29-39.
Kwak, M.M. & T. Schwab-Vos (1999). Bloemzaadmensels voor hommels, bijen en vlinders: handig of niet? Natura 96 ( 2): 41-43.
Kwak, M.M. (1992). Bloembezoek door hommels. Natura 89 (4): 74-77.
Kwak, M.M. (1994). Het hommelleven. Natura 91(2): 32-38.
Lefeber, V. (1969). De aculeaten van de St. Pietersberg met inbegrip van Louwberg en Jekerdal. Entomologische Berichten, Amsterdam 29 (10): 224-240.
Lefeber, V. (1983). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 1. Natuurhistorisch Maandblad 72 (8): 143-146.
Lefeber, V. (1983). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 2. Natuurhistorisch Maandblad 72 (12): 253-255.
Lefeber, V. (1984). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 3. Natuurhistorisch Maandblad 73 (2): 27-29.
Lefeber, V. (1984). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 4. Natuurhistorisch Maandblad 73 (4): 74-76.
Lefeber, V. (1991). Hymenoptera Aculeata (bijen en wespen) langs Limburgse spoorlijnen. Natuurhistorisch Maandblad 80 (4): 74-78.
Lefeber, V. (1998). Weer aculeatennieuws uit Zuid-Limburg (Hymenoptera: Apidae) Entomologische Berichten 58 (12): 238-240.
Madel, G. (1977). Vergiftungen von Hommeln durch den Nectar de Silberlinde Tilia tomentosa Moench. Bonn. Zoo. Beitr. 28 (1/2): 149-154.
Malyshev, S.I. (1929). The nesting of Macropis Pz. (Hym. Apoidea) Eos, 5: 97-109.
Maurizio, A. & F. Schaper (1994). Das Trachtpflanzenbuch. Ehrenwirth, München, pp. 334.
Molengraaf, H. (1995). Insektensterfte onder linde. Natura 92 (9): 219.
Mühlen, W., V. Riedel, T. Baal & B. Surholt (1994). Insektensterben unter blühenden Linden, Natur und Landschaft 69 (3): 95-100.
Peeters, T.M.J. & M. Reemer (2001). Bijenfauna en beheer van zeven terreinen van natuurmonumenten. EIS, Leiden. pp. 67.
Peeters T.M.J. et al. 2012. De Nederlandse bijen. Naturalis Biodiversity center. Leiden. 544 pp.
Peeters, Th.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit (1999). Voorlopige Atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). EIS-Nederland, Leiden, pp. 230.
Proctor, M.C.F., P.F. Yeo & A. Lack (1996). The natural history of pollination. Collins, London, pp. 479.
Reemer, M., Th. Peeters, Th. Zeegers & W. Ellis (1999). Wilde bijen in Terreinen van Natuurmonumenten. EIS 1999-03, pp. 59.
Saunders, S.A., R.W. Gracy, K.D. Schnackerz & E.A. Noltmann (1969). Are honeybees deficient in phophomannose? Science 164: 858-859.

Smit, J., [1997]. Speuren langs het spoor: Verslag van 10 jaar bijen en wespen inventariseren op het spoorwegemplacement van Westervoort (1987 t/m 1996). Particuliere uitgave: 26 p.

Vecht, J. van der (1928). Hymenoptera Anthophila, Q XIII A. Andrena. Fauna van Nederland 4: 1-144.
Vogel, S. (1986). Ölblumen und ölsammelnde Bienen - zweite Folge. Lysimachia und Macropis. Tropische und subtropische Pflanzenwelt 54. Akademie der Wissenschaften und der Literatur, Mainz, pp. 149-312.
Wasner, U. (1990). Nochmals Hummelsterben unter spätblühenden Linden. LÖLF-Mitteilungen 3/90: 43-47.
Westrich, P. (1987). Wildbienen-Schutz in Dorf und Stadt. Landesanstalt für Umweltschutz Baden Würtemberg, Karlsruhe, pp. 24.
Westrich, P. (1989). Die Wildbienen Baden-Württembergs. Ulmer, Stuttgart, pp. 972.
Westrich, P.(2011). Wildbienen, Die anderen Bienen, Friedrich Pfeill, München. 168.
Zucchi, H. (1996). Ist die Silberlinde rehabilitiert? Zur Diskussion um das Hummelsterben an spätblühenden Linden. Natur und Landschaft 71 (2): 47-50.
Zucchi, H., (1995). Die Tierwelt eines städtischen Gartens. Zur Bedeutung naturnaher Flächen für den Artenschutz. Naturschutz und Landschaftsplanung 27: 169-175.