Pluimvoetbij
Dasypoda hirtipes
pluimvoetbij is een vrij grote, tamelijk behaarde bij  die in de vlucht aan een honingbij doet denken, vooral het mannetje. Het vrouwtje valt op door haar sterk behaarde poten
Lengte: vr & m 12-15 mm.
Lees meer
Meer foto's nesten - Nesten in het bos
Grafiek en/of kaartje naar T.M.J .Peeters et al.. Waarneming.nl. en anderen.-
Pluimvoetbij is een vrij grote, tamelijk behaarde bij (Lengte 12-15 mm)  die in de vlucht aan een honingbij doet denken, vooral het mannetje. Voorvleugels met 2 cubitale cellen. De 1e cel is groter dan de 2e.
Vrouwtje:  kop en borststuk geelbruin behaard, met donker gedeelte op het borststuk. Tergieten 2-4 (achterlijf ) met witte haarbanden.  In verhouding tot andere bijen zeer lange rossige verzamelharen aan de achterpoten (scheenborstels) waarmee grote hoeveelheden stuifmeel vervoerd kan worden.  Door deze  haren is het wijfje zeer goed in het veld herkenbaar en niet te verwarren met andere bijen.
Mannetje:  een vrij ruige,  geelbruine en witachtige beharing; poten lang en smal.
Vliegperiode: juni - augustus
Habitat: altijd in de omgeving van grazige bloemrijke vegetaties van zowel voedselarme als voedselrijke bodems: duinranden en de duinen zelf, langs bospaden, grasland, dijk- en bermtaluds, spoorweg- haven- en industrie terreinen, steenfabrieken, spoorwegemplacementen, tussen los plaveisel op parkeerplaatsen, los- en laadplaatsen, garagepaden, botanische tuinen.
Voorkomen in tuinen: wordt sterk bepaald voor de locatie van de tuin. Er moet een ruimtelijke relatie zijn tussen de tuin en bovengenoemde habitats. Kansrijk zijn tuinen die een min of meer open verbinding hebben (aan de rand van woonwijken) met deze habitats. Verder ook boerenerven en tuinen op het platteland. Door los plaveisel op een zandlaag van ruim 30 cm wordt pluimvoetbij sterk bevorderd. In de eigen tuin zijn mannetjes waargenomen op ca, 400 m afstand van eventuele nestgelegenheid.
Nesten: in zandige bodem, op open gronden; randen van paden, tussen plaveisel met relatief brede voegen: kinderkopjes, keien en klinkers. Nestelt vaak in kolonies. Ze kunnen dan pleksgewijs massaal voorkomen.  In ieder geval voor 1995 op spoorwegemplacementen, overslagbedrijven (van Gent & Loos), oude loswallen en parkeerplaatsen.  De nesten zijn  30-70 cm lang en de diepte van de nesten ca. 10 tot 60 cm. (Westrich 1989). Gewoonlijk wordt er een bloedcel per dag bevoorraadt. Het stuifmeel wordt in het nest in de vorm van een pollenbal opgeslagen en voorzien van drie korte stompe pootjes, waardoor het contact met de bodem wordt geminimaliseerd. Nestelen ook in of in de buurt van tuinen en volkstuinen.
Bloembezoek: Bloembezoek
Is geheel afhankelijk van (gespecialiseerd op) composieten: akkermelkdistel, echt bitterkruid, gewoon biggenkruid, goudsbloem, Griekse alant, grote centaurie, heelblaadjes, klein streepzaad, kleine leeuwentand, knoopkruid, schermhavikskruid, speerdistel, stijf havikskruid, vertakte leeuwentand, wilde cichorei, incidenteel op paardenbloem.
Stuifmeel en nectar worden alleen op composieten verzameld in het algemeen op gele composieten met lintbloemen,  maar ook op planten die zowel buis als lintbloemen hebben en anders zijn gekleurd (cichorei, goudsbloem, speerdistel). Op warme, zonnige dagen worden de planten met gele lintbloemen en wilde cichorei voornamelijk in de ochtenduren bezocht in verband met het sluiten van de bloemen. Pluimvoetbij foerageert ook op tuinplanten onder meer op Griekse alant en goudsbloem (Verschillende plaatsen waargenomen, onder meer in: Midden-Limburg, Nijmegen, Buitenpost). Er zijn duidelijke indicaties dat de stuifmeelplanten 300 tot 400 m vann het nest kunnen liggen
Koekoeksbijen: niet bekend.
Voorkomen in Nederland: algemeen tot vrij algemeen op de binnenlandse zandgronden, zandige delen van het kustgebied en aangrenzende steden en dorpen. Veel zeldzamer in laagveen en kleigebieden.
Beheer: vegetaties op voedselarme tot matig voedselrijke bodems maximaal 1 x per jaar in de nazomer of vroege herfst maaien. Vegetaties op voedselrijke bodems op zijn vroegst na de bloei van de drachtplanten of gefaseerd maaien. Dat betreft onder meer vegetaties met cichorei en vertakte leeuwentand.
 
Pluimvoetbij (m) door sterke wind beland op een autoruit Terug

 
Pluimvoetbij (wijfje) op akkermelkdistel Terug
 
Pluimvoetbij (wijfje) op akkermelkdistel Terug
 
Pluimvoetbij (mannetje) op akkermelkdistel Terug
Pluimvoetbij (mannetje) op akkermelkdistel Terug
 
Wijfje pluimvoetbij met scheenborstel met stuifmeel en witte haarbandjes op tergieten 2-4 -------- -- Terug
 
Pluimvoetbij (wijfje) op wilde cichorei Terug
 
Pluimvoetbij (wijfje) op klein streepzaad Terug
 
Pluimvoetbij (wijfje) op echt bitterkruid Terug
 
Pluimvoetbij (wijfje) op heelbladjes Terug
 
Pluimvoetbij (wijfje) op schermhavikskruid Terug
 
Pluimvoetbij (wijfje) op gewoon biggenkruid Terug
 
Pluimvoetbij (wijfje) op speerdistel Terug
 
Pluimvoetbij (wijfje) op Griekse alant Terug
 
Pluimvoetbij (vr links en m rechts) op Goudsbloem Terug
 
Pluimvoetbij (vr links en m rechts) op Goudsbloem Terug
 
Paardenbloem: aan het einde van het vliegseizoen wordt soms ook paardenbloem bezocht, maar waarschijnlijk meer voor de nectar dan voor het stuifmeel
 
 
 
Pluimvoetbij bij nest op Spoorwegemplacement ------ Terug
 
Nestingang van een pluimvoetbij -- deze nesten kunnen bij duizende voorkomen. Dit was voor 1990 vooral het geval op de voormalige van Gend & Loosterreinen die geplaveid waren met kinderkopjes.Als deze terreinen ook grensden aan spoorwegemplacementen waren de populaties zeer groot.
 
 
 
Overnachting in bloemen - De vrouwtjes van pluimvoetbij overnachten in het nest; de mannetjes zoeken op andere plekken een schuil-/slaapplaats, vaak in bloemen. Op de twee onderstaan de foto's in teunisbloem
 
 
 
Voorvleugel pluimvoetbij met twee cubitale cellen: de eerste cubitale cel (C1) is groter dan de tweede (C2) - ------- Terug