Nestplaatsen ontstaan door natuurlijke processen

De meeste wilde bijen graven zelf een nest in de open of weinig begroeide grond. Vrijwel alle open gronden in Nederland groeien binnen enkele jaren dicht. Het voorkomen van nestplaatsen voor wilde bijen is meestal geen puur natuurlijke aangelegenheid. In het overgrote deel van ons land wordt dit vooral door onbewust menselijk handelen bepaald. Als er ergens bloemen en plekken zijn waar wilde bijen kunnen nestelen, komen de bijen er vanzelf. Deze pagina laat in grote lijnen zien in welke natuurlijke landschapselementen bijen nestelen en  hoe natuurlijke nestgelegenheid voor wilde bijen ontstaat.

De zeereep
Door natuurlijke invloeden van wind, water en begrazing wordt voorkomen dat de bodem helemaal dicht groeit of wordt de begroeide bodem zelfs weer kaal gemaakt. In de zeereep is de dynamiek vaak zo heftig, dat bijen er niet in de grond kunnen nestelen.
 
Een overstoven vloedmerk met strandraket - Als het niet te hard waait (windkracht 3-4) foerageren hier wel wilde bijen, maar nestelen is onmogelijk. De nesten worden hier snel door een te dikke laag zand bedekt of worden snel bloot gelegd door erosie.
 
Op sommige plekken in de duinen, vooral op de Waddeneilanden kan het tot op een paar honderd meter van de buitenste duinrij nog zeer dynamisch zijn, vaak te dynamisch voor nestgelegenheid.
 
Binnenduinen -- Op 50 tot 200 meter van de zeereep of verder is het een stuk rustiger. Op open en dun begroeide plekken nestelen. bijen. Door instuiven van zand of door begrazing door konijnen blijft de begroeiing beperkt en daardoor toegankelijk voor de in de grond nestelende bijen. Alleen dicht bij de zeereep worden door de wind geregeld dikke zandpakketten afgezet. Als als de konijnen hier door Myxomatose verdwijnen en grote grazers niet zijn uitgezet, kunnen de open plekken binnen enkele jaren verdwijnen.
 
Nesteningangen van pluimvoetbij. Door dat de wind hier, op ca. 100 m van de zeereep nog nauwelijks invloed heeft, wordt vegetatie steeds dichter waardoor pluimvloetbij en andere bijen hier op den duur niet meer kunnen nestelen. Maar er ontstaan ook steeds nieuwe pekken waar nestelen weer mogelijk is.
 
Bodem bijna dichtgegroeid - Op deze plek is de grond vrijwel volledig dicht gegroeid. Tussen de graspollen en het mos zijn nog kleine onbegroeide plekjes, waar bijen kunnen nestelen. De successie gaat hier langzaam. De vergrassing zal toenemen, en er zal bos en struweel ontstaan. Langs de randen aan de zuidkant van deze houtige begroeiignen komen wel weer wat nieuwe nestplaatsen.
 
Ontgraven van duinen - De dynamiek van de natuur is niet heftig genoeg om de duinen open te houden. Wind is de voornaamste kracht voor open duinen. Daarnaast spelen konijnen een belangrijke rol. Maar beide zijn vaak niet opgewassen tegen effecten van voedselverrijking en versnelde verzuring door regen en effecten door klimaatsverandering. Als konijnen die geregeld door ziekte worden getroffen, het ook laten afweten, veranderen de dynamische duinen snel in een statisch landschap die zijn karakteristieke flora en fauna verliest. Hoe onnatuurlijk het ook is. mensen moeten dan de rol van de wind overnemen. Dat gebeurt met groot materieel, waarmee vooral de dominerende hoge grassen diep kunnen worden afgeplagd. De duinen kunnen dan weer een tijd stuiven. Op de meeste plekken is de dynamiek te groot voor bijennesten, maar aan de randen neemt de nestgelegenheid in de loop der jaren toe. (Foto Kennemer duinen 2016)
 
Kliffen
Geërodeerde klifkusten kwamen voor 1933 vrijwel alleen bij Gaasterland voor. Ongetwijfeld zullen hier bijen hebben genesteld. Op het klif op deze foto kunnen bijen door de hoge dynamiek nauwelijks nestelen. Het geeft een indruk hoe een klif er kan uitzien,
 
Oudemirdumer Klif: is al decennia lang vergrast, verruigt of met bomen en heesters begroeid: (dec. 2016). Het IJsselmeer heeft op dit 6m hoge klif nog nauwelijks invloed
 
Oudemirdumer Klif: (dec. 2016) Erosie door begrazing of andere storing treedt hier en daar op. Een aantal van zulke plekken kunnen al van betekenis voor wilde bijen zijn.
 
Fragment Mirnser Klif - Deze klif die grens aan Rijsterbos is tot een glooiend talud geërodeerd en al decennia lang met bomen en struiken begroeid. Op open plekjes onder of langs de houtige begroeiing kunnen nog bijen nestelen.
 
Rivierduinen
Rivierduinen ontstaan net als de kustduinen door water en wind. Op de plekken op de voorgrond kunnen de bijen niet of nauwelijks nestelen want daar is de dynamiek nog te groot en het zand mogelijk nog veel te los. Waar de vegetatie zicht begint te ontwikkelen, ontstaat ook tijdelijke nestgelegenheid. Op deze plek blijft het dynamisch, verder van de rivier af groeit alles dicht. Alleen voor individuele of kleine populaties bijen is dan nog ruimte voor nestgelegenheid.
 
Zandverstuivingen
Op het Wekeromsezand nestelen de bijen aan de flanken van dit natuurterrein en in de buurt van de bosjes. In het middengedeelte is de dynamiek te sterk.
 
Alleen op plekken met ijle vegetatie, waar de dynamiek niet te heftig is, kunnen wilde bijen nestelen.
 
De door de wind uitgestoven kantjes, worden als nestgelegenheid gebruikt.
 
Beken, riviertjes en erosiegeulen
In beken en kleine rivieren ontstaan door geregelde sterke stroming steile oevers, die bijen weer onderdak kunnen bieden.
 
Erosie door regenwater - Door sterke stroming van regenwater ontstaan erosiegeulen die later als nestgelegenheid kunnen worden gebruikt. Deze zijn vooral duidelijk te zien in zandgroeven. Deze geulen zijn in de zandafgraving van Kwintelooijen pleksgewijs tot 4 m diep en meer dan 5 m breed. In een vroeg stadium vormen ze al nestplaatsen voor bijen, vooral voor zandbijen.
 
Na drie of vierjaar begint de vegetatie zich sterk te ontwikkelen en neemt de betekenis als nestplaats geleidelijk aan af.
 
Combinatie van factoren - Dit stukje bos met beuk en eik ligt sterk op de wind en wordt licht betreden, in de zomer is hier relatief veel schaduw. Begroeiing ontwikkelt zich hier slecht. Door de wind waait het blad hier weg, waardoor geen dikke humuslaag kan ontstaan. Door natuurlijke invloeden en matig gebruik, is hier een nestplaats voor bijen ontstaan: in hoofdzaak zwart-rosse zandbij die alleen in het vroege voorjaar vliegt.
 
Zicht vanaf de andere kant: verderop ligt een laag beukenblad.
 
Een fragment ven de nestplaats. De nesten van de zwart-rosse zandbij zijn gemerkt met *
 
Natuurlijke begrazing door konijnen op Texel - de steile kantjes, en de andere open, maar stabiele plekken vormen nestplaatsen voor bijen.
 
Een fragment van het duin met een konijnenhol - de nest ingangen van bijen zijn met * gemerkt.
 
Begrazing door konijnen in het stedelijk gebied (Amsterdam- Noord, 1995)
In het stedelijk gebied kunnen konijnen zo talrijk voor komen dat dit ten koste kan gaan van de bloem- bezoekende insecten. De bloemplanten worden opgegeten, en de bodem kan door talrijke holen zo sterk worden verstoord dat bijennesten hierdoor zeer sterk afnemen. Vlak voordat de foto werd gemaakt zaten hier dubbel zo veel konijnen.
 
Wortelkluit - Een wortelkluit van een Somgewaaide boom vormt op een zonnige plaats een geschikte nestgelegenheid voor wilde bijen. Maar deze kluit is tamelijk venig.
 
Deze kluit met zandige grond ligt aan de rand van een bosachtige beplanting. In een park in Meppel (1998). In principe is dit een tijdelijke, maar zeer geschikte nestplaats voor bijen.