Welk gereedschap of andere materieel gebruiken we om bijenlinten te beheren

Voor bijen zijn bloemrijke vegetaties noodzakelijk. Door goed ecologisch beheer houden we deze vegetaties in stand en kunnen ze zelfs bloemrijker worden. Het gaat dan om het in standhouden van  samenhangende levensgemeenschappen. Dat is  niet alleen het zichtbare leven boven de grond, maar ook de onzichtbare organismen  in de grond. Dat zijn schimmels, aaltjes, bacteriën, protozoën (eencellige organismen), regenwormen, potwormen, duizendpoten, springstaarten, mijten. Samen vormen ze een levensgemeenschap. Door overbemesting, chemische beheer, ruw maaibeheer en bodemverdichting verarmt de bodemfauna en dat vertaalt zich in de flora. Bijenplanten verdwijnen. Dat is niet alleen nadelig voor bijen, maar ook voor vele tientallen andere insecten die van deze planten afhankelijk zijn. De beheermethode heeft een enorme invloed op de biodiversiteit

Uitmaaien met de zeis - De zeis is een van de oudste gereedschappen om kruidachtige vegetaties te maaien. Op kwetsbare plekken is deze methode waarschijnlijk het beste voor de biodiversiteit. Maar deze vaardigheid wordt nog door weinigen beheerst. Het is een methode die voor het nageslacht zeer belangrijke natuurterreinen heeft nagelaten. (Natuurtuin Pieterburen, 2006).

De vraag is wat laten wij na met ons zwaar beheermaterieel.

 
Landschapsbeheer met de zeis - De meeste oudere boeren beheersen de kunst van het maaien met de zeis, maar dat is een uitstervend ras. Voor kleinschalig beheer is dit een zeer geschikte methode. Maar dit is werk voor vrijwillig landschapsbeheer.
 
Hooien met paardenkracht -- Tot in de eerste helft van de vorige eeuw werd er nog veel met behulp van paardenkracht of zelfs met de hand gemaaid en gehooid. Dit kon alleen in het kleinschalige landschap. (Renswoude 1972). Pleksgewijs zouden zulke beheermethode nog steeds toegepast kunnen worden. Zoals museumlijnen van de spoorwegen volledig door vrijwilligers worden gerund, zo zou dat ook in het kleinschalige landschap kunnen.
 

Hooien met handkracht -- Meestal hielp de hele familie mee om het hooi te keren en te oogsten. Dit komt tegenwoordig nog maar zelden voor. (Wijhe 2001). Vooral in bloemrijke graslanden, bermen en dijktaluds is het keren van maaisel belangrijk voor de flora. Tijdens het drogen rijpen veel zaden nog na, bij het keren vallen ze alsnog op de grond.

 
Hobbyboeren -- Alleen hobbyboeren maaien pleksgewijs bermen en dijktaluds om het maaisel te gebruiken voor hun koeien, paarden, schapen of geiten. Zulke beheerhandelingen zouden ook als therapie uitgevoerd kunnen worden. Het is een rustgevende en gezonde fysieke arbeid. Gelet op de sporen in de berm, is er met te zwaar materieel gemaaid. (Kampereiland 1992).
 
Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw werden in sommige (?) gemeenten grasvelden, net als voetbalvelden voor een deel chemisch onderhouden. In particuliere tuinen gebeurt dat nog steeds.

Distels trekken -- Vroeger werd iedere vorm van onkruidbestrijding handmatig uitgevoerd. Het kon niet anders. Zo werden distels gemaaid, diep uitgestoken of met een houten disteltang uitgetrokken. Vaak met wisselend succes. Dit was aanleiding voor de volgende uitdrukkingen:

Distels maaien is distels zaaien;

Distels steken, is distels kweken;

Distels trekken, is distels stekken;

Distels laten staan, is naar de bliksem gaan.

Maar chemisch bestrijden
is de weg naar het einde
(Arie Koster)

--
Maaien met de vingerbalk -- Met de zeis maaien is voor kleinschalige objecten het beste, maar vaak te duur. Maaien met een éénassige trekker met vingerbalk is in veel gevallen een goed alternatief. Maar in de jaren tachtig van de vorige eeuw werden bij dit maaisysteem ook vraagtekens geplaatst . Op natte terreinen was er te veel insporing met enkel lucht ( 2 wielen), maar het dubbellucht (4 wielen) zouden veel insecten en larven worden geplet. Vooral vanuit de Vlinderstichting was dat rond 1985 een sterk signaal.
---
Keren van hooi -- Vrijwel al het hooilandbeheer gebeurt sinds de tweede helft van de vorige eeuw met trekkers, die alsmaar zwaarder worden en de ecologische draagkracht van de bodem vaak ver overschrijden. (Leiden 1995). Op korte termijn lijken nadelig effecten mee te vallen, maar wat is het effect over enkele decennia?
---
Rapen van hooi -- Het rapen van hooi gebeurde vaak met een afzonderlijke raapwagen. Dat betekende vaak drie arbeidsgangen: maaien, keren en rapen. Zulk hooi kan goed als veevoer worden gebruikt. Maar als de boeren het hooi niet nodig hebben, wordt rapen gezien als verloren tijd. Voor ecologisch graslandbeheer zijn de genoemde drie handelingen wel noodzakelijk. (Breda ca. 1995).
 
Spoorvorming bij het maaien -- Doordat er steeds maar wordt bezuinigd, wordt er vaak steeds ruwer beheerd. Kwaliteit is dan volledig ondergeschikt aan het boekhoudkundige plaatje. Op papier werden en worden beheernormen vaak mooi omschreven, maar naar de praktijk wordt meestal niet gekeken. (Zwolle, 1996)
 
---
Stofzuigermaaien -- Om het aantal arbeidsgangen(maaien, keren, rapen) te verminderen wordt steeds meer de stofzuigermaaier ingezet. In één arbeidsgang wordt al het werk gedaan. Als dat goed gebeurt, kan dat bloemrijke vegetaties opleveren. Maar veel zaden en kleine dieren worden ook mee gezogen. Als de maaimachine met een ecokop is uitgerust, wordt het opzuigen van zaden en kleine dieren beperkt. De vraag is natuurlijk wat de invloed is op de totale biodiversiteit. Het gaat niet om het aantal ongewervelde dieren, maar ook om het aantal soorten. Verschillende insecten leven van verschillende bovengrondse onderdelen van de plant.. Waarschijnlijk kan het grootste gedeelte van de ongewervelde dieren niet vluchten en wordt gewoon mee gezogen.
 
 
Het rampzalige nieuwe maaibeheer
 
 
De wieldruk wordt verdeeld: sprookje of niet geen enkel dier komt hier levend onder vandaan