Grijs kattenkruid - Nepeta x faassenii
L
ipbloemenfamilie - Lamiaceae---
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant.
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode:mei-september (hoofdbloei juni-juli)
Bloem: lavendelblauw, bloeiwijze in schijnkransen
Blad: blad grijsgroen met afgeknotte tot wigvormige voet
Vrucht: een spitvrucht
Overige: stengels liggend tot opstijgend en wortelen op de knopen
Hoogte: 0,3-0,5 cm lang/hoog; bij cultivars tot ca. 0,8m.
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: vochthoudende tot enigszins zomerdroge, matig voedselrijke bodems; zon. (gevoelig voor winternatte bodems)
Herkomst: alleen als tuinplant; Bastaard van N. nepetella x N. racemosa; verwildert wel, maar houdt op langere termijn meestal geen stand.
Toepassing: tuinen, rotstuinen, gevel- en tegeltuinen, plantenbakken, boomspiegels, openbaargroen.
Beheer: Als vaste plant beheren.
Wilde solitaire bijen:
  Gewone sachembij Anthophora plumipes  
  Kattenkruidbij Anthophora quidrimaculata  
  Blauwe metselbij Osmia cearulescens  
  Grote wolbij Anthidium manicatum  
Dracht: veel nectar (geen of zeer weinig witachtig stuifmeel). Indicatie voor dracht: code 3 ( grotere plantvakken in openbaar groen 5).
 
Bloeiwijze Nepeta (Tijdelijke detail foto overgenomen van wikipedia, auteur: Kenpei)
 
Veenendaal 2002
 
Veenendaal 2010
 
Veenendaal 2012
 
Veenendaal 2012
 
Delft 2010
 
Amsterdam 2012
 
Almere 2013
 
Loquard (DL) 2012
 
Loquard (DL) 2012
 
Dorpen (DL)
 
Dorpen (DL)
 
Kattenkruidbij op kattenkruid (Jardin Botanique Metz 2014)
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Steenhommel
 
Steenhommel
 
Steenhommel
 
Aardhommel
 
Kleine vos
 
Kleine vos
 
Kleine vos
 
Distelvlinder
 
Citroenvlinder
 
Gehakkelde aurelia
 
Gehakkelde aurelia
 
Gehakkelde aurelia