Moerasrolklaver - Lotus pedunculatus
Vlinderbloemenfamilie - Fabaceae |
| Bijenplant, hommelplant, vlinderplant, drachtplant (Voor foto's Zie bij Gewone rolklaver) |
 |
Een overblijvende (vaste) plant |
| Bloeiperiode: juni-augustus |
| Bloem: geel vaak oranjegeel, toppen van knoppen vaak rood; - kelktanden voor de bloei naar buitengebogen |
| Blad: geveerd en vijftallig, het onderste paar lijken op grote steunblaadjes, maar de echte steunblaadjes zijn zeer klein |
| Vrucht: een peul |
| Overige: plant met lange ondergrondse uitlopers |
| Hoogte: tot (klimmend) 1,2 m. |
| |
| |
| |
| |
|
| Milieu & groeiplaats: natte tot vochtige, matig voedselrijke zand-, veen- en leemachtige bodems of bodems met een natte ondergrond; in grazige vegetaties en in ruigten; langs bermsloten en -greppels, waterkanten, kanaaloevers, spoorsloten, stadsvijvers, in zandafgravingen en leemkuilen; zonnig. |
| Verspreiding in Nederland: buiten de zeekleigebieden en IJsselmeerpolders vrij algemeen. |
| Toepassing: Kan mede door de lange wortelstokken sterk dominant optreden en vrijwel alle lage en half hoge planten overgroeien; is niet geschikt voor kleine tuinen |
| Beheer: eenmaal per jaar in de nazomer of najaar maaien, bij een lagere maaifrequentie houdt de soort lang stand. |
| Wilde (solitaire) bijen: |
| |
Geelstaartklaverzandbij |
Andrena wilkella |
|
| |
Grasbij |
Andrena flavipes |
|
| |
Grote bladsnijder |
Megachile willughbiella |
|
| |
Grote wolbij |
Anthidium manicatum |
|
| |
Zilverfluitje |
M. leachella |
|
| |
Tuinbladsnijder |
M.centuncularis |
|
|
| Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht code 3. |
| |
| Moerasrolklaver: bloeiwijze; kelktanden gewone rolklaver boven, moerrasrolklaver onder |
|
| |
| Moerasrolklaver langs hek: het effect van maaien is hier goed zichtbaar |
 |
| |
| Moerasrolklaver langs een afrastering In een woonwijk |
|
| |
| Moerasrolklaver detail |
 |
| |
| Moerasrolklaver in een drooggevallen greppel; de ondergrond is hier nat |
 |
| |