| 
        
          | 
            
              |  | 
                
                  | Roodscheenzandbij Andrena ruficrus
 |  
                  | Het vrouwtje valt op door de gedeeltelijk oranjeachtig gekleurde achterpoten in combinatie met het bruin behaarde borststuk en het zwarte achterlijf |  
                  | Lengte: vr 10-11, m 7 mm |  
                  | Lees meer |  |  
              |  |  
              |  |  
              |  |  
              | 
 |  
              |  |  |  | 
    
      | Grafiek en/of kaartje naar T.M.J .Peeters et al.. Waarneming.nl. en anderen. | 
    
      | Vrouwtje: met een bruin behaard borststuk, een zwart en dun behaard achterlijf en met gedeeltelijk roodgekleurde achterpoten; gezicht is wittig behaard. | 
    
      | Mannetje: donker grijsbruin, de kop gedeeltelijk met wit behaard; bovenkant achterlijf dof. | 
    
      | Vliegperiode: maart-mei | 
    
      | Habitat: open bossen, natte tot vochtige heide en randen van vennen; voornamelijk zandgronden in de oostelijke helft van het land. | 
    
      | Nesten: nestelt in open grond tussen lage vegetaties | 
    
      | Bloembezoek Is geheel afhankelijk van (gespecialiseerd op) wilgen: onder meer kruipwilg; naar Westrich (2018) ook op andere wilgen zoals geoorde wilg, gruwe wilg en boswilg. Qua milieu past geoorde wilg het meest bij  het habitat van deze bij.
 | 
    
      | Voorkomen in Nederland: vrij zeldzaam tot zeldzaam. | 
    
      | Beheer: successie bij de nestplaatsen voorkomen | 
    
      |  | 
    
      | 
            
              | Vrouwtjes roodscheenzandbij | Terug |  | 
    
      |  | 
    
      |  | 
    
      |  | 
    
      |  | 
    
      |  | 
    
      |  |